menu

mindset

Waarom een IQ-test niet vertelt hoe slim een kind écht is

Is een kind met een IQ van 130 slim? En een kind met een IQ van 80 dom? Nee, zo simpel ligt dat niet. We denken vaak in IQ om te verklaren wat een kind kan of niet. Maar er zijn nog heel veel andere dingen, zoals humor en geduld, die niet te meten zijn met een test. En zeker zo bepalend zijn voor hoe begaafd een kind écht is.

Ooit ook weleens fanatiek en in opperste concentratie mee gepend, gedacht en gehersenkraakt met de Nationale IQ-test? Wat kwam eruit? Een IQ van 85 zoals ‘’De Roodharigen’’? Of IQ 159 zoals Delores van het Klokhuis? Het was mooie tv natuurlijk, maar in de praktijk kijken we anders naar intelligentie.

IQ onder de 100: niet zo slim?
Een poos geleden klopten Anna* en haar ouders aan bij de praktijk van Buro Leerlingenhulp (BLH). De zorgen? Het liep niet lekker op school. De orthopedagogen en psychologen probeerden te achterhalen waarom Anna op school niet lekker in haar vel zat. Was het faalangst? Kon ze het niveau op school niet bijbenen? Had ze moeite zich te concentreren? Een aantal tests werd afgenomen. Eén van de tests was de WISC: een intelligentietest voor kinderen.
Nadat een orthopedagoog of psycholoog bij het kind vragen, puzzels en nog meer vragen heeft afgenomen, berekent een slim staaltje statistieken een aantal getallen. Zo ook het (Totaal) IQ. Een getal dat in de volksmond voornamelijk bekend staat als ‘’boven de honderd zal het wel goed zitten’’ en ‘’onder de honderd ben je toch minder slim’’.

Qua IQ bleek Anna vrij hoog te scoren. Het niveau van de lesstof zou dus geen probleem moeten zijn. Maar daarmee was haar ‘probleem’ niet opgelost. Om te snappen hoe een kind, zoals Anna, echt in elkaar zit, spelen zoveel andere dingen mee. Gedrag – in alle soorten en maten – is moeilijk te vangen in één term, in één definitie, in één getal, zoals IQ. Want hoewel twee kinderen bijvoorbeeld best eenzelfde IQ kunnen hebben, is iedereen uniek en ontwikkelt elk kind zich volgens eigen pad. Waar het ene kind de handdoek in de ring gooit wanneer het moeilijk wordt, blijft de ander net zo lang doorgaan tot het lukt. Om een goed beeld te krijgen van een kind en zijn of haar talenten, omgeving, interesses en zelfbeeld is het belangrijk om informatie in te winnen vanuit verschillende perspectieven en het kind te observeren.

Verschillende soorten intelligentie
Dit alles, en nog veel meer, is wat een goed intelligentieonderzoek omvat. Waar ben je goed in? Wat is lastig? Waar heb je baat bij?  Een lijstje met eigenschappen die een test als de WISC níet meet is oneindig lang: geduld, discipline, flexibiliteit, leiderschap, samenwerking, humor, verantwoordelijkheid, moed, motivatie, doorzettingsvermogen… Zeer nuttige eigenschappen in het leven, die best iets over een kind vertellen, nietwaar?

Overigens is er in de wetenschap ook discussie over het begrip ‘intelligentie’. Een theorie stelt dat er meerdere vormen van intelligentie zijn. Scoort een kind laag op het IQ dat de WISC beoogt te meten? Dan is het op andere vlakken vast intelligenter. Zoals Mozart was in de muziek en een profvoetballer is op motorisch gebied. En het zijn juist die talenten en vaardigheden die een kind ‘slim’ kunnen maken.

Talent ontwikkelen
Wat bleek bij Anna het geval? Ze was in de ogen van anderen ‘slim’. Haar taakaanpak was systematischer dan systematisch. En haar nieuwsgierigheid en motivatie waren groot: ‘’Wat betekent dit Engelse woord?’’, ‘’Wat zit er allemaal achter die kastdeurtjes?’’, ‘‘Hoe ver is het naar de maan?’’ waren vragen die haar bezighielden. Maar in woorden vertellen hoe iets in elkaar steekt vond ze een stuk lastiger. De juf vond haar stilletjes, verlegen en angstig in de klas. Moeder vond dat Anna dag in dag uit te intens met haar huiswerk bezig was. Met observaties door psychologen en informatie van haar moeder en de juf kon BLH Anna helpen. Anna leerde hoe ze haar sterke systematische taakaanpak kon inzetten om de lesstof onder de knie te krijgen én zich zelfverzekerder kon voelen in de klas. Aan haar IQ is niets veranderd, dus testen zullen niet uitwijzen dat ze slimmer is geworden. Maar door haar talenten in te zetten, is Anna meer gegroeid dan ooit.

*De naam Anna is om privacyredenen gefingeerd

Meer lezen? Ga hier naar het overzicht met al onze blogs over onderwerpen die we tegenkomen in de dagelijkse praktijk. Van leesplezier tot sociaal-emotionele problematiek, van de mindset theorie tot tips voor ouders en scholen.

5 vragen aan… Floortje en Mieke

Wie lopen er rond op de vestigingen van BLH? Wat is hun specialiteit? En hoe werken ze? Maak kennis met onze medewerkers. Deze keer BLH’ers Floortje de Koning en Mieke Dahmen.

Wat zijn je werkzaamheden bij BLH?

Mieke: ‘’Op basisscholen in Wassenaar zie ik veel leerlingen die moeite hebben met leren. Denk bijvoorbeeld aan achterstanden, dyslexie, dyscalculie, onzekerheden en faalangst.’’

Floortje: ‘’Ik behandel kinderen met dyslexie (ONL-traject) en doe allerlei arrangementen variërend van preventieve zorg aan een kleuter tot rekenen, zelfvertrouwen, emotieregulatie en faalangstreductie. Daarnaast geef ik les aan een groep 8, begeleid ik pubers en doe ik in samenwerking met andere professionals veel diagnostiek. Zoals intelligentie, ADHD, dyslexie, trauma, persoonlijkheid en ASS.’’

Welke creatieve, grappige dingen doe je tijdens de begeleiding?

Floortje: ‘’Met veel kinderen speel ik memory, wat ook prima tijdens de lockdown kan! Al videobellend liggen de memorykaarten midden in mijn woonkamer en de kinderen zeggen welke kaarten ik moet omdraaien. Helaas vond mijn kat dit ook een leuk spelletje, dus dat ging niet altijd even goed ;). Verder ben ik groot fan van bewegend leren: hoelahoepen en ondertussen klanken onderscheiden, woordjes leren door te springen of lekker onder de tafel werken op een kleedje. Ook heb ik samen met een leerling -uiteraard met toestemming- ‘Dyslexie TikToks’ gemaakt.’’

Mieke: ‘’Ik probeer altijd aan te sluiten bij de belevingswereld van kinderen. Wat is voor hen belangrijk? Ik had een keer een jongen in begeleiding die niet wilde lezen. Toen ik hem vroeg wat hij later wil worden vertelde hij dat hij graag kok wilde worden. We bedachten samen wat je daarvoor allemaal moet kunnen. Hij kwam er toen zelf achter dat leren lezen wél belangrijk is om zijn doel te halen. Samen zijn we recepten gaan lezen (en maken!).’’

Wat vind je het belangrijkste resultaat om te behalen met leerlingen?

Mieke: ‘’Dat kinderen zich prettig voelen en hun zelfvertrouwen groeit. Als dat groeit gaan de leerprestaties vaak vanzelf mee. Daarnaast vind ik plezier in leren heel erg belangrijk. Iets nieuws leren is namelijk leuk!’’

Floortje: ‘’Zelfvertrouwen en geloof in eigen kunnen. Het is zoiets als een topsporter die misschien heel hard traint en het in zich heeft, maar belemmerd wordt wanneer hij of zij over een natte vloer moet rennen. Daarnaast vind ik het belangrijk dat kinderen een fijn gevoel hebben bij een hulpverlener. Een negatieve ervaring kan een kind de rest van zijn of haar leven bijblijven en vormt later misschien een drempel om tijdig hulp te zoeken.’’

Hoe komt de mindsettheorie terug in je werkzaamheden?

Floortje: ‘’Zelfvertrouwen en geloof in eigen kunnen vind ik dus essentieel. Met kinderen heb ik het daar vaak over. We bespreken en benoemen verschillende soorten mindsets en ik werk regelmatig met talentenkaarten.’’

Mieke: ‘’Een voorwaarde om tot leren te komen is dat je je prettig voelt. Je moet weten waar je goed in bent en die dingen gebruiken om de dingen die je moeilijk vindt te leren.’’

Wat vond je zelf vroeger heel moeilijk op school?

Mieke: ‘’Ik vond het automatiseren van bijvoorbeeld topo vroeger moeilijk. Samen met mijn vader verzonnen we dan verhalen om de plaatsen te onthouden. We gingen bijvoorbeeld op de fiets naar Amsterdam, roeiden over de Amstel en ga zo maar door.’’

Floortje: ‘’Ik was altijd erg faalangstig, met name op de middelbare school. Toen ik ging studeren dacht ik ‘tot hier en niet verder’. Daarom ging ik op zoek naar structuur, regelmaat, goed plannen, m’n spullen klaar leggen en… een liedje luisteren dat mij rustig maakt. Dat was ‘Regent Zonnestralen’ van Acda en de Munnik. Geen tentamen ben ik begonnen zonder eerst dit nummer te beluisteren. Nog steeds als ik dit liedje op de radio hoor voel ik mijn lichaam ontspannen en komt er een lach op mijn gezicht. Jaren later zag ik dat het linken van rust en positiviteit aan een liedje onderdeel is van de COMET-training die ik inmiddels zelf geef. Wat een toeval! ?’’

Meer lezen? Ga hier naar het overzicht met al onze blogs over onderwerpen die we tegenkomen in de dagelijkse praktijk. Van leesplezier tot sociaal-emotionele problematiek, van de mindset theorie tot tips voor ouders en scholen.

5 vragen aan… Katja en Cedie

Wie lopen er rond op de vestigingen van BLH? Wat is hun specialiteit? En hoe werken ze? Maak kennis met onze medewerkers. Deze keer BLH’ers Cedie Joosse-Sijben en Katja Zhigorevich.

Wat zijn je werkzaamheden bij BLH?

Cedie: ‘’Ik werk veel met kinderen met leesproblemen en dyslexie. Ook doe ik diagnostiek en behandel ik kinderen vanuit de basis GGZ. Daarnaast vind ik het leuk om met collega’s mee te denken, bijvoorbeeld met onderzoeken of met zaken waar zij tijdens de begeleiding tegenaan lopen.’’

Katja: ‘’Op dit moment doe ik ONL-begeleidingen, arrangementen op scholen en zie ik leerlingen op de praktijk. Ik begeleid zowel kinderen op het sociaal-emotionele stuk als op leergebied. Ik gebruik de methode ‘Beter bij de les’ bij een leerling en oefen met kinderen met schoolse vakken. Wat betreft de sociaal-emotionele ontwikkeling doe ik van alles: werken uit het SOVA-boekje, de route naar een nieuwe school leren fietsen, voorbereiden op de wisseling van groep of school, toneelspelletjes voor sociale interacties, leren plannen door bijvoorbeeld te kijken wat je nodig hebt en moet doen voor eten koken… en noem maar op!’’

Welke creatieve, grappige dingen doe je tijdens de begeleiding?

Katja: ‘’Actieve kinderen laat ik wel eens rennen en springen tijdens het flitsen van klanken en letters. De kinderen volgen een heel parcours door de kamer door op de goede letter te springen. Kinderen vinden het fantastisch!’’

Cedie: ‘’Op allerlei creatieve manieren creëer ik succeservaringen bij leerlingen. Vandaag zag ik bijvoorbeeld een jongen met dyslexie die baalde omdat hij nog niet snel kan lezen. Tijdens de begeleiding kwamen we erachter dat hij zonder problemen op de kop kan lezen. We hebben toen een paar leesoefeningen op de kop gedaan wat zorgde voor een grote glimlach èn de oefeningen daarna gingen beter!’’

Wat vind je het belangrijkste resultaat om te halen met leerlingen?

Cedie: ‘’Ik probeer de leerlingen tijdens iedere begeleiding successen te laten ervaren om hun competentiegevoel en eigenwaarde te versterken. Ik geniet ervan als leerlingen kunnen zeggen dat ze zelf verder kunnen.’’

Katja: ‘’ Naast de didactische doelen, bijvoorbeeld dat een kind meer woorden leest in één minuut, vind ik de persoonlijke groei belangrijk. Zo was er laatst een leerling die nét niet alle doelen behaald had, maar voor zijn eigen gevoel zo’n groei en ontwikkeling had doorgemaakt. En dit is vaak iets niet meetbaars, maar het kind voelt het wel.’’

Wat is je grappigste blunder?

Cedie: ‘’Vlak nadat ik met een leerling besproken had hoe hij erop kan letten nauwkeurig te lezen, maakte ik zelf een fout. Ik verbeterde namelijk de leerling terwijl hij het woord goed had gelezen. Gelukkig was het nauwkeurig lezen bij hem wél gelukt en verbeterde hij mij! Het werd meteen duidelijk dat iedereen fouten maakt.’’

Hoe schemert de mindsettheorie door in je werkzaamheden?

Katja: ‘’Ik vraag kinderen wat ze zelf willen leren. Soms komt er iets persoonlijks uit, zoals het vinden waar hij of zij goed in is. Ook pak ik de talentenkaarten erbij. Vooral wanneer een leerling al een tijdje in begeleiding is en de motivatie een beetje daalt. Dit helpt vaak als je het combineert met de leerkuil, dan zie je de motivatie weer omhooggaan. Heel mooi om te zien!’’

Cedie: ‘’In de manier waarop ik feedback geef aan de leerlingen. Deze is gericht op het leerproces dat de leerlingen doormaken.’’

Wat vond je zelf vroeger heel moeilijk op school?

Cedie: ‘’Tijdens mijn studie orthopedagogiek had ik moeite met statistiek. Eén tentamen heb ik wel drie keer overgedaan. Ik kwam erachter dat ik teveel tijd besteedde aan het begrijpen van de theorie en dat het mij veel meer hielp om oefenopgaven te maken en daarbij te onthouden welke stappen ik moest zetten om tot de goede antwoorden te komen. Door op een andere manier te leren heb ik de laatste keer een 9 gehaald!’’

Katja: ‘’Ik vond vroeger de exacte vakken moeilijk op school. Daar hielp iemand mij toen mee. Zij hielp met het maken van ezelsbruggetjes, wat ik heel leuk vond om te doen. Én ikzelf gebruik het nu vaak met de kinderen die ik begeleid.’’

5 vragen aan… Pleuni en Margot

Wie lopen er rond op de vestigingen van BLH? Wat is hun specialiteit? En hoe werken ze? Maak kennis met onze medewerkers. Deze keer BLH’ers Pleuni van den Hoeven en Margot Bak.

Wat zijn je werkzaamheden bij BLH?

Margot: ”Ik begeleid met name kinderen met dyslexie. Ik help hen met lezen, spellen en natuurlijk het vergroten van hun zelfvertrouwen.”

Pleuni: ”Ik begeleid leerlingen die moeite hebben met begrijpend lezen, plannen of heel onzeker zijn, maar ook kinderen met dyslexie, dyscalculie, AD(H)D, TOS en autisme. Omdat alle kinderen uniek zijn is ook elke begeleiding anders.’’

Welke creatieve, grappige dingen doe je tijdens de begeleiding?

Pleuni van den Hoeven MScPleuni: ‘’Een paar weken geleden vroeg een leerling me hoe groot een auto eigenlijk is. Gewapend met een meetlint gingen we de straat op en deden een wedstrijdje. Eerst schatten we allebei de grootte om daarna te meten wie gelijk had. Ik had natuurlijk ook gewoon kunnen vertellen hoeveel meter een gemiddelde auto is, maar toen ze zelf kon ervaren hoe lang iets is, bijvoorbeeld door grote stappen te zetten of het op te meten, begreep ze het echt.’’

Margot: ‘’Veel van mijn leerlingen vinden het leuk om verhalen te verzinnen met woorden die zij moeten leren of zelf verhaalsommen te maken met de getallen. Wat een creativiteit komt er dan naar boven! Vaak spelen we zelf de hoofdrol in de verzonnen verhalen. Aan het eind van de begeleiding lezen mijn leerlingen hun verhaal voor aan hun ouders. Die zijn dan hartstikke trots!’’

Wat vind je het belangrijkste resultaat om te halen met leerlingen?

Pleuni: ‘’De verbazing op het gezicht wanneer een leerling ervaart iets te kunnen waarvan hij/zij het zelf nog niet wist! Die verbazing leidt vaak tot een zelfvertrouwen-boost en een flinke dosis lef voor nieuwe uitdagingen.’’

Margot: ‘’Het belangrijkste resultaat dat ik met mijn leerlingen wil behalen is dat zij weer met plezier en vertrouwen leren. Dat zij merken dat ze vooruitgegaan zijn en dat aan hun eigen inzet te danken hebben.’’

Hoe schemert de mindset-theorie door in je werkzaamheden?

Pleuni: ‘’Ik vind het belangrijk om een leerling te laten beseffen dat elke bekende sporter of zangeres niet zomaar zo goed is geworden, maar juist door heel veel te oefenen en te trainen! Door veel te oefenen kan je beter worden, zelfs in dingen die je enorm lastig of eng vindt.’’

Margot: ‘’Ik moedig leerlingen altijd aan om iets nieuws te proberen en te leren van fouten die daarmee geheid gepaard gaan (lees in deze blog hóe je nou van fouten leert). Wat gaat al goed en wat wil je leren? Ik maak bij elke evaluatie een grafiek van de groei van mijn leerlingen, zo wordt het zichtbaar.’’

Wat vond je zelf vroeger heel moeilijk op school?

Margot: ‘’Ik vond gym altijd erg lastig. Een bal vangen of een koprol maken waren grote uitdagingen voor mij. Gelukkig hielpen mijn klasgenootjes mij dan. En ik kon anderen weer helpen met andere vakken, bijvoorbeeld taal.’’

Pleuni: ‘’Ik had behoorlijke (faal)angst voor Engels op de middelbare school. Wanneer de Engels docent mij vragen stelde en ik in het Engels moest antwoorden brak het zweet me uit en zei ik gewoon dat ik het antwoord niet wist. Liever doen alsof ik het niet wist dan voor schut staan als ik het verkeerde antwoord zou geven. Op een dag vroeg ik aan mijn Engels docent om mij geen beurt meer te geven in de les. Helaas stemde hij in. Vanaf toen kreeg ik nooit meer een beurt én leerde ik niks meer bij! Het probleem was op de middelbare school opgelost, maar uiteraard sloeg de angst weer toe toen ik later onverwachts Engels moest praten. Uiteindelijk besloot ik te gaan reizen en tijdelijk te werken in Vietnam. De enige manier om te communiceren met de mensen waarmee ik samenwerkte, was Engels. Nu kon ik het Engels niet uit de weg en moest ik de uitdaging wel aangaan. Sindsdien heb ik geleerd dat fouten maken helemaal niet erg is. Je leert er juist van, want door alle fouten die ik gemaakt heb ben ik beter geworden in Engels en vind ik het nu stiekem best wel leuk. Sindsdien durf ik ook sneller andere uitdagingen aan te gaan en blijf ik nieuwe dingen leren!’’